Waarom worden inleenopdrachten bij andere inleenbedrijven die twee maanden of korter duren buiten beschouwing gelaten?

De gedachte hierachter is dat vervanging in deze situaties door een werknemer met een hogere anciënniteit voor de inlener bezwaarlijk kan zijn. Bij toepassing van het anciënniteitbeginsel wordt uitgegaan van het moment waarop de desbetreffende inleenopdracht en dus de uitzendarbeid voor de betrokken werknemer(s) is komen te vervallen.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 234 vragen en antwoorden over Flexibele arbeidsrelaties.