In de wet is een bepaling opgenomen over het rechtsvermoeden over de aard van de arbeidsrelatie. Wat wordt daarmee bedoeld?

In artikel 7:610a van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat wanneer iemand gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks dan wel gedurende tenminste twintig uren per maand arbeid verricht, er een vermoeden is dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. De bedoeling van dit artikel is mensen die op basis van een flexibele arbeidsovereenkomst werken meer zekerheid te bieden. Het aantal uren waar men dan recht op heeft is het gemiddelde van die drie maanden (artikel 7:610b BW). Wanneer de werkgever kan aantonen dat de langere arbeidsduur een incidenteel karakter heeft hoeft er geen sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst; vandaar het woord "vermoeden". Het rechtsvermoeden betekent overigens niet dat als iemand nog geen drie maanden werkt er dan waarschijnlijk géén arbeidsovereenkomst bestaat.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 234 vragen en antwoorden over Flexibele arbeidsrelaties.