Aan wie komen auteursrechten toe op werken gemaakt door de werknemer?

Veelal geeft de arbeidsovereenkomst uitsluitsel over de aanspraken van de werkgever, maar als er niets geregeld is, dan geldt dat software, rapportages en handleidingen, maar ook productvormgeving, huisstijl en websites al snel voor bescherming in aanmerking komen. Artikel 7 van de Auteurswet (Aw) bepaalt dat indien de arbeid, verricht in dient van een ander, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken, dan als maker van die werken wordt aangemerkt 'degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd'. De wet bepaalt dus dat de werkgever onder omstandigheden rechthebbende is op de auteursrechten. Soms kan ook een incidentele uitdrukkelijke opdracht aan de werknemer worden gegeven, waardoor de werkgever kan profiteren van de regeling van artikel 7 Aw.
Onduidelijkheid kan bestaan in gevallen waarbij een duidelijke taakomschrijving van de werknemer ontbreekt, of wanneer geen (duidelijke) opdracht van de werkgever aan de werkgever ter grondslag ligt. Indien het maken van het werk ook niet past bij de functie van de werknemer en de feitelijke werkzaamheden die hij of zij normaliter verricht, kan de werknemer onder omstandigheden aanspraak maken op het werk. Het is daarom voor werkgevers, die alle auteursrechten binnen het bedrijf in één hand willen houden, van groot belang een duidelijk andersluidend beding in de arbeidsovereenkomst op te nemen.