Wanneer heeft het woonland het recht tot belastingheffing?

In de meeste belastingverdragen is bepaald dat het werkland van de werknemer het recht heeft om belasting te heffen over het loon dat de werknemer daar verdient. Hierop is één uitzondering: het woonland van de werknemer heeft het recht om belasting te heffen als aan drie (cumulatieve) voorwaarden wordt voldaan.
  1. De werknemer verblijft binnen een bepaalde periode niet langer dan 183 dagen in het werkland. Binnen welke periode de 183 dagen moeten vallen, verschilt per verdragsland. Zodra de werknemer de periode van 183 dagen overschrijdt, heeft het werkland met terugwerkende kracht het heffingsrecht;
  2. De werkgever die het loon betaalt, is niet gevestigd in het werkland; en
  3. Het loon wordt ook niet betaald door of namens een werkgever in het werkland, de zogenoemde materiële werkgever.
Als aan een van deze voorwaarden niet wordt voldaan dan heeft het werkland vanaf de start van de werkzaamheden het recht om belasting te heffen.
De in veel belastingverdragen opgenomen 183 dagen-bepaling werkt niet als er in Nederland een feitelijk werkgever is. Bijvoorbeeld in de situatie dat een inlener zelf leiding geeft aan en toezicht houdt op het ingeleende personeel en de werkzaamheden ook voor rekening en risico van de Nederlandse inlener worden verricht. Of hier sprake van is, hangt af van de feitelijke omstandigheden en gemaakte afspraken tussen inlener en uitlener.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 170 vragen en antwoorden over Arbeidsmigratie.