Hoe kan beleidsvrijheid van de AFM worden getoets?

Zodra de AFM eenmaal heeft gekozen bepaalde bevoegdheden in te zetten, dient dit vanzelfsprekend op zorgvuldige wijze te gebeuren. Dat wil zeggen met in achtneming van alle geschreven en ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur. De omvang en reikwijdte van de bevoegdheden van de AFM worden daarmee ingekaderd als waarborg voor degenen die met toezicht en handhaving (kunnen) worden geconfronteerd. Het is van belang daarbij te realiseren dat de rechter die het optreden van de AFM achteraf kan toetsen, niet altijd is geëquipeerd om het "beter te weten" dan de gespecialiseerde autoriteit.
Het is ook weer niet zo dat de rechter marginaal zal toetsen in de zin dat hij pas kan ingrijpen bij volstrekte willekeur. Dat wil zeggen, als de AFM een beslissing neemt die geen redelijk denkend mens kan verdedigen. Het criterium in de praktijk is vooral of het besluit van de AFM verdedigbaar is. Dat is tot op zeker hoogte een woordenspel omdat de mate van indringendheid van de rechterlijke toetsing niet kwantificeerbaar is. De beleidsvrijheid is overigens aardig 'dichtgeregeld' met beleidsregels van de AFM zelf, zodat de regel van terughoudende toetsing door de rechter maar in beperkte mate opgaat.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 202 vragen en antwoorden over Toezichthouders.