Levert de waarde volgens de “APV-methode” hetzelfde antwoord op als de waarde berekend volgens de conventionele DCF-methode?

Onder gelijke voorwaarden kan geen ander antwoord ontstaan. Het is alleen niet zo gemakkelijk om onder de veronderstelling van de vorige vraag de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet te berekenen. Voor de liefhebbers volgt hieronder het bewijs:



Bovenstaande berekening gaat uit van de veronderstelling dat alle verwachtingen zich precies zoals verwacht zullen voordoen. De gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet is voor de jaren 1 en 2 natuurlijk de eerder genoemde 12 procent. Ook van de jaren 6 tot en met oneindig bedraagt deze 12 procent. In de jaren 3, 4 en 5 is sprake van een lening. Deze lening verhoogt het risico van de verschaffers van eigen vermogen en dat zal leiden tot een verhoging van de kostenvoet voor het eigen vermogen (kostenvoet eigen vermogen “levered”). De nieuwe kostenvoet is als volgt te berekenen:

Keu + (Keu –Kd) x D/E waarin:
  • Keu = kostenvoet eigen vermogen unlevered
  • Kd = kostenvoet vreemd vermogen
  • D = marktwaarde vreemd vermogen
  • E = marktwaarde eigen vermogen
Indien bij wijze van voorbeeld wordt uitgegaan van jaar 3 dan wordt de kostenvoet eigen vermogen (levered):

0,12 + (0,12-0,08) x 300/384.

voor de jaren 4 en 5 kan een soortgelijke berekening worden gemaakt.
De gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet voor jaar 3 bedraagt dan

384/690 x 0,15 + 300/684 x (1-0,3) x 0,08 = 0,11

Na 5 jaar blijft de waarde, op basis van de geformuleerde verwachtingen, stabiel op 666,67 omdat de onderneming geen waarde toevoegt (vrije geldstroom = vermogenskosten).
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 193 vragen en antwoorden over Waardebepaling bedrijven.