Aan elkaar of aanelkaar

Het Nederlands kent heel veel lange samenstellingen: jarendertigwoning, langetermijneffecten, managementassistent, en nog oneindig veel meer. Dat die heel vaak met een of twee spaties geschreven worden, is wel te verklaren: de regels zijn lastig en spaties geven overzicht. Daarom dertig gebruikelijke woorden waar in elk geval een spatie in hoort.
  • Aan elkaar - aaneenschrijven wordt aaneen geschreven, maar aan elkaar schrijven los. Net als bij elkaar, door elkaar, voor elkaar enzovoort
  • Aller tijden - het betekent letterlijk ‘van alle tijden, van altijd’. Niet een van de lastigste dicteewoorden aller tijden
  • Begane grond - want het is de grond die ‘begaan’ (‘belopen’) wordt
  • Bij voorbaat - anders dan bijvoorbeeld is bij voorbaat los: 'Bij voorbaat dank!'
  • Dan wel - in de betekenis van : ‘of’) is altijd los, in tegenstelling tot ofwel en oftewel
  • Door middel van - -net als 'van' is 'door' een voorzetsel. Zulke combinaties hebben spaties; vergelijk bij wijze van, op kosten van, te midden van. (Het is wel: iets doormidden zagen.)
  • In plaats van - vergelijk door middel van
  • Ja maar - nee maar, ja maar: vaak samen gezegd, toch losse woorden
  • Jammer genoeg
  • Kort geding - in Nederland is dit een woordgroep, met een spatie dus. In België zeggen ze ‘kórtgeding’ en is het wel één woord
  • Maar ja
  • Maar liefst - staat maar liefst 400.000 keer op internet, en toch moet het met een spatie
  • Normaal gesproken
  • Nota bene
  • Onder meer
  • Onder andere
  • Onder water - alleen in samenstellingen verdwijnt de spatie uit onder water, zoals in onderwatercamera
  • Op zich
  • Op zoek - als persoonsvorm is het één woord (opzoeken). Maar ben je op zoek naar iets, dan is het los
  • Roestvrij staal - een aanrecht van roestvrij staal is een roestvrijstalen aanrecht
  • Te goed - een tegoed staat op je rekening. Je kunt ook iets tegoed hebben of houden of je ergens aan tegoed doen. Verder is te goed los: 'Je bent te goed voor deze wereld en dat weet je maar al te goed!'
  • Te kort - er kan een tekort (‘gebrek’) ergens aan zijn, en ook in alle vormen van bijvoorbeeld tekortdoen, tekortkomen en tekortschieten schrijf je tekort. Maar: het is te kort dag en te kort hebben (‘We hebben handen te kort’: ‘te weinig’)
  • Te veel - alleen als teveel ‘overschot’ betekent, is het één woord: het teveel aan regels
  • Tot nog toe - net als tot nu toe in drie losse woorden
  • Van alles - na van volgt vrijwel altijd een spatie
  • Van dien - (wat letterlijk ‘daarvan’ betekent)
  • Voor de hand liggend
  • Weder dienende - een wederdienst bestaat wel, maar wederdienen niet: het is ijs en weder dienende (‘als het ijs en het weer niet tegenwerken’)
  • Wel degelijk
  • Zeg maar
  • Zonder meer
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 69 vragen en antwoorden over Taal- en schrijftips.