Wanneer eindigt een werkwoord op een d of een t - tegenwoordige tijd?

Er komt een t achter de stam van het werkwoord (het hele werkwoord zonder -en: gebeur, word, werk) als:
  • het woord een persoonsvorm* is ('het gebeurt je gewoon');
  • de zin in de tegenwoordige tijd staat, en
  • het onderwerp jij/je is en voor het werkwoord staat.
Er komt geen t achter de stam als:
  • als die zelf eindigt op een t ('hij eet' en niet 'hij eett');
  • als het onderwerp van de zin ík' is (ik word morgen 10')
  • als het onderwerp je/jij is en achter het werkwoord staat ('Word je lid');
  • in de verleden tijd (dus nooit: 'hij werdt')
Bepaal of een werkwoord sterk of zwak is. Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd; het voltooid deelwoord eindigt meestal op -en: spreken - sprak - gesproken, worden - werd - geworden. De meeste werkwoorden zijn echter zwak: in de verleden tijd krijgen die de uitgang -te(n) of -de(n) en in het voltooid deelwoord -t of -d. Welke juist is, is te horen aan de verledentijdsvorm: hij verhuisde en dus ook: hij is verhuisd; het gebeurde en het is gebeurd. Dat het voltooid deelwoord gebeurd op een&d eindigt, is te horen aan de verleden tijd: gebeurde ('Er gebeurde van alles'). De d die hierin te horen is, komt terug in het voltooid deelwoord.

*) Een persoonsvorm herkent u als volgt
- u kunt er een tijd en getal aan zien (verleden of tegenwoorddige tijd en een persoon of meer: Gisteren liep ik naar de supermarkt);
- de persoonsvorm staat in de hoofdzin altijd op de tweede plaats.
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 69 vragen en antwoorden over Taal- en schrijftips.